“welkom. welkom. welkom. welkom in onze club van geloven in het kunnen trouwen met de juf van je kleuterklas, onze club van blauw en paars, maar niet van oranje, onze club van wiskunde, vorm, stoffelijkheid en fietsen. onze club van kauwgom op de grond, kauwgom in je haar, jij die pindakaas in mijn haar smeert maar uiteindelijk de lok afknipt, jij die mijn lok bewaart en twee liter water per dag drinkt, onze club van even iets minder abstract zodat het niet te poetisch wordt, onze club van paardenmeisjes en ‘ben jij een honden mens of een kattenmens?’ en ‘ben jij een propper of een vouwer?’ onze club van sterrenstelsels en hun banen, moeders (vaders) en hun banen, uw meisje en haar benen, onze club van ‘een wereld die vergaat en dat je jou dan op een ark moet zetten’ onze club in het bijzonder EN het algemeen, onze club van algemeenheden in het bijzonder. onze club van eenheid want we komen toch allemaal uit de kut van onze moeders, behalve wieke, die is geboren met een keizersnede, van iets heel graag willen maar het niet kunnen, dat is gewoon moeilijk uit te leggen ook, onze club van een te kleine pleister afknippen voor op iemand anders’ wonden, van regen, onweer, el nino en het kerstkind, onze club van mi gato solo tien tres patas, onze club van een kat met drie poten.  onze club van zinnelijke liefde, ruimte-tijd continuüm, pasta-pesto-parmezaan en een eindeloze vlakte.” van en met: Hélène Vrijdag, Stef Jansegers, Renée de Graaff, Wieke van Rosmalen